Duizenden jaren geleden bestond er geen geld. Als de één iets had wat de ander
graag wilde hebben, dan werd er gewoon geruild. Toch werd het op zeker moment
nodig om iets anders te bedenken waarmee je kon ruilen.
Mensen gingen op zoek naar andere ruilmiddelen die als betaalmiddelen gebruikt
konden worden. Sommige volkeren betaalden met koeien, andere met schelpen, zout,
ronde stenen of (menselijke) schedels. Maar deze ruilmiddelen, ook wel
oorspronkelijk geld genoemd, gaven soms problemen. Het kon kapot gaan, bederven
of het werd -in het geval van koeien- opgegeten. Het werd dus tijd om een
ruilmiddel te vinden dat alleen als geld gebruikt kon worden.
Om ervoor te zorgen dat iedereen dat nieuwe ruilmiddel wilde accepteren, werd
gekozen voor iets dat zeldzaam was. Iets dat iedereen graag wil hebben en dat
niet snel kapot gaat. In de westerse wereld werd dat goud. Het woord geld komt
van het woord goud (denk aan het Engelse woord "gold").
Tegenwoordig is er bijna geen mens meer op deze wereld die niet met geld bezig
is. Of het nou het hebben ervan, het niet hebben ervan, het tellen ervan, het
gebruiken ervan, of wat dan ook is. Geld vertegenwoordigt bezit, macht en
vrijheid. Het spreekwoord "Geld (alleen) maakt niet gelukkig"
geeft aan dat de mate van geluk niet alleen wordt bepaald door een hoeveelheid
geld. Dit spreekwoord werd voor het eerst aangetroffen in de tweede helft van de
19e eeuw. Een ding staat vast, geld is niet meer weg te denken uit de huidige
maatschappij. Omdat geld zo belangrijk is bestaan er veel gerelateerde spreekwoorden.
|